commentaar – Hij die Psalm 139 schrijft, is zich ervan bewust dat God aanwezig is en kent hem volledig. Hij vraagt de Heer om zijn hand op hem te leggen, om zichzelf vol wijsheid naar zijn plan te laten gaan dat niet begrijpt maar begeert.
Psalm 139 compleet
[1] Aan de koormeester. Di Davide. Psalm. Heer, u onderzoekt me en u kent me,
[2] je weet wanneer ik zit en wanneer ik opsta. Dring van ver in mijn gedachten,
[3] je kijkt me aan als ik loop en als ik rust. Al mijn wegen zijn u bekend;
[4] mijn woord is nog niet op de tong en u, Heer, weet het al.
[5] Om en achter je om me heen en leg je hand op me.
[6] Geweldig voor mij, jouw wijsheid, te hoog, en ik begrijp het niet.
[7] Waar ga je weg van je geest, waar ontsnap je aan je aanwezigheid?
[8] Als ik naar de hemel ga, ben je daar, als ik naar de onderwereld ga, ben je daar.
[9] Als ik de vleugels van de dageraad neem om aan het uiteinde van de zee te wonen,
[10] ook daar leidt uw hand mij en grijpt uw rechterhand mij.
Aanbevolen metingen- Psalm 76: compleet, commentaar
- Psalm 62: compleet, commentaar
- Psalm 102: compleet, commentaar
- Psalm 6: compleet, commentaar
- Psalm 20: compleet, commentaar
[11] Als ik zeg: "De duisternis zal mij tenminste bedekken en de nacht zal om mij heen zijn";
[12] zelfs de duisternis is niet donker voor u, en de nacht is zo helder als de dag; voor jou is duisternis als licht.
[13] Jij bent het die mijn ingewanden hebt gemaakt en me in de baarmoeder van mijn moeder hebt geweven.
[14] Ik loof je, omdat je me als een wonderkind hebt gemaakt; je werken zijn prachtig, je kent me volledig.
[15] Mijn botten waren niet voor je verborgen toen ik in het geheim werd gevormd, geweven in de diepten van de aarde.
[16] Je ogen hebben me vormeloos gezien en alles stond in je boek geschreven; mijn dagen stonden vast, terwijl er nog geen bestond.
[17] Hoe diep uw gedachten voor mij, hoe groot hun aantal, o God;
[18] als ik ze tel, zijn ze meer dan zand, als ik geloof dat ze klaar zijn, zijn ze nog steeds bij je.
[19] Als God zondaars onderdrukte! Ga bij me vandaan, verdomde mannen.
[20] Ze spreken bedrog tegen je: tegen jou ontstaan ze met bedrog.
[21] Haat ik niet, Heer, wie u haten en uw vijanden haten?
[22] Ik verafschuw hen met meedogenloze haat alsof ze mijn vijanden waren.
[23] Kijk me aan, God, en ken mijn hart, probeer me en ken mijn gedachten:
[24] kijk of ik een weg van leugens bewandel en me leid op de manier van leven.